Wij krijgen regelmatig het verzoek het subsidiariteitprincipe uit te leggen, vandaar dat wij in deze publicatie uw aandacht vragen voor het subsidiariteitprincipe binnen Het Haags Adoptieverdrag en Internationaal Verdrag Inzake de Rechten van het kind (IVRK). Als deze verdragen grondig bestudeerd worden, valt er een enorm verschil in de uitleg van het subsidiariteitsbeginsel op. Het verwarrende is dat er twee totaal verschillende benaderingen zijn.
Artikel 21(b) IVRK geeft aan: “… erkennen dat interlandelijke adoptie kan worden overwogen als andere oplossing voor de zorg voor het kind, indien het kind niet in een pleeg- of adoptiegezin kan worden geplaatst en op geen enkele andere passende wijze kan worden verzorgd in het land van zijn of haar herkomst.”
Artikel 4(b) HAV geeft aan: “… na de mogelijkheden tot plaatsing van het kind in zijn Staat van herkomst naar behoren te hebben onderzocht, hebben vastgesteld dat een interlandelijke adoptie het hoogste belang van het kind dient.”
Het subsidiariteitsprincipe van het IVRK maakt interlandelijke adoptie subsidiair aan het niet bestaan van andere manieren om voor het kind te zorgen. Dit maakt interlandelijke adoptie, als het al voorkomt, een extreme uitzondering.
Het subsidiariteitsprincipe van het Haagse Adoptie Verdrag maakt interlandelijke adoptie subsidiair aan het gebrek aan lokale adoptie opties. Deze conventie ziet residentiele zorg of pleegzorg niet als geschikte zorg. Kinderen worden adopteerbaar verklaard, en als er geen lokale adoptie ouders beschikbaar zijn binnen een strikte tijdslimiet, dan volgt interlandelijke adoptie.
In het Haags Adoptieverdrag wordt interlandelijke adoptie gezien als een kinderbeschermingsmaatregel en zo als mogelijkheid gebruikt om lokale oplossingen te negeren.
De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) maakt in haar rapport met het advies aan de minister duidelijk dat het subsidiariteitprincipe uit het IVRK gehandhaafd dient te worden.
De kinderbeschermingsmaatregel die het Haags Adoptieverdrag ziet als het hoogste belang van het kind, maakt het gehele interlandelijke adoptiestelsel buigbaar en excessen mogelijk. Daarnaast wordt bij het Haagse Adoptieverdrag uitgegaan van het vertrouwensprincipe. Er is geen enkele vorm van onderlinge controle, noch enige consequentie bij het niet naleven van het verdrag.
Bovendien is het probleem met het Haagse Adoptieverdrag, dat het tot stand is gekomen in het private domein. Het wordt gebruikt om het IVRK te omzeilen, publieke mensenrechtenwetgeving. Met het Haags Adoptieverdrag vervallen mensenrechten, waardoor adoptieorganisaties gemakkelijker kunnen functioneren binnen het interlandelijke adoptiesysteem op basis van vraag en aanbod.
Roemenië was het eerste zendende land dat het Haags Adoptieverdrag heeft geïmplementeerd. Volgens de regels van het Haagse Adoptieverdrag werd interlandelijke adoptie een kinderbeschermingsmaatregel. In de loop van de volgende drie jaar, namen deze interlandelijke adopties in Roemenie toe van 500 tot 3000 per jaar. De implementatie creëerde een legale markt in kinderen. Alhoewel Roemenië interlandelijke adoptie in 2005 verbood, kunnen vandaag te dag in het buitenland wonende Roemeense burgers kinderen uit Roemenie adopteren, zelfs uit het pleegzorgsysteem.
Het meisje in de video, Sorina, werd ten behoeve van interlandelijke adoptie door de politie en een officier van justitie met geweld bij het pleeggezin weggehaald. Sorina werd opgevoed door het pleeggezin tot ze 8 jaar oud was. Deze handelswijze was dus niet mogelijk geweest als gehandeld werd volgens het IVRK.