’Regels deden er niet zo toe bij adoptie kind’

Door PROF. DR. RENÉ HOKSBERGEN EMERITUS HOOGLERAAR ADOPTIE
12 december 2018

Een externe commissie gaat onderzoeken of Nederlandse ambtenaren illegale adopties hebben gefaciliteerd. Emeritus hoogleraar Adoptie prof. dr. René Hoksbergen kan het antwoord alvast wel geven. „Mogelijke misstanden? Laat dat mogelijke maar weg.”

Begin volgend jaar wordt er door het ministerie van Veiligheid en Justitie een commissie ingesteld om de mogelijke misstanden in oude adoptiezaken te onderzoeken. Dit naar aanleiding van een uit Brazilië afkomstige geadopteerde die zijn adoptieouders aanklaagde over de manier waarop hij uit Brazilië werd gehaald. Nu, dat ’mogelijke’ van het ministerie kan wel worden weggelaten. Die misstanden zijn al bijna een halve eeuw bekend. In 1984 werd bijvoorbeeld in het U-blad van universiteit Utrecht gemeld, dat van een groep van zeventig uit Brazilië afkomstige kinderen er 42 illegaal waren geadopteerd. Meestal waren ze in het paspoort op naam van de adoptieouders gezet en daarmee zogenaamd kind van die ouders. Particulier, snel en ’gemakkelijk’ een kind verwerven kost natuurlijk extra geld; voor buitenlandse instanties een prettige business.

Uit Brazilië kwamen bijna 1400 kinderen en bij honderd tot tweehonderd bestaan grote vraagtekens over de juistheid van de procedure.

Minister Dekker wil dat de commissie adopties uit de jaren 1967 tot 1998 uit Brazilië, Colombia, Indonesië, Sri Lanka en Bangladesh gaat onderzoeken. Voeg daar maar Haïti, Verenigde Staten, Ethiopië, Suriname, Roemenië en India aan toe en schrap het jaar 1998. Zou er na die tijd immers niet sprake kunnen zijn van misstanden? In die latere jaren werden bij enkele van deze landen adopties zelfs enige tijd stilgelegd, omdat er grote twijfels waren over de correctheid van de procedures.

De commissie mag van minister Dekker zelf haar werkwijze bepalen. Verstandig is het dan geadopteerden ruimschoots te wijzen op de mogelijkheid de commissie te benaderen met klachten over de wijze van adoptie. Het is ook van belang adoptieouders hiertoe aan te sporen. Aan de hand van de diverse archieven, ook van de adoptieorganisaties, zullen er vragen rijzen. Mogelijk werkt het opluchtend of bevrijdend om eindelijk eens met de waarheid voor de dag te komen.

Voor geadopteerden is deze hele gang van zaken buitengewoon belangrijk. Hun problemen met de vraag wie zij eigenlijk zijn, worden eindelijk serieus genomen. Vaak kenden zij al twijfels en onzekerheden over hun adoptie, hun bestaan. Hun ouders daarover raadplegen, lukte niet goed; die hielden dingen verborgen. Terwijl het voor hun kind(eren) juist zo belangrijk is. Zij willen weten wie ze zijn, wie hun echte ouders zijn, waarom en hoe ze zijn ’afgestaan’. Zij zitten zelfs met de vraag óf ze wel zijn afgestaan.

Het zijn vragen over het volledig maken van hun identiteit. Het ene jaar dat de commissie krijgt, zal overigens veel te kort blijken te zijn.

Het is net als bij donorkinderen: als het kind klein is, lijkt het allemaal zo mooi. Wensouders gelukkig, kind gelukkig. Maar het kind groeit op en dan worden wensouders ter verantwoording geroepen.

Ambtenaren van het ministerie dachten kennelijk dat zij er goed aan deden: zielig ouderloos kind, komt bij liefhebbende Nederlandse ouders. Dus dat de adoptieprocedures niet correct waren, deed er niet veel toe. Maar voor de volwassen geadopteerde juist heel sterk wel.